Onderzoek in de klas
Onderzoek in de klas naar online informatie
- Onderzoek met de Webcheck gericht informatieve websites ;
- Kies in verschillende lessen steeds één van de stappen als focus: eerste indruk, ontwerp en toegankelijkheid, makerspagina of doel van de bron.
- Noteer de uitkomsten op post-its (online/offline);
- Hergroepeer alles in zelfgekozen categorieën;
- Bespreek de uitkomsten in groepjes;
- Bespreek de groepsbevindingen klassikaal;
- Laat gedurende het schooljaar het gebruik van de Webcheck tool regelmatig terugkeren;
- Leg een verzameling Vertrouwde Bronnen met de klas aan;
- Moedig leerlingen aan de bevindingen ook thuis te bespreken. Of gebruik de Webcheck op een ouderavond. Zie ook ouderpagina.
Betrouwbaarheid
De betrouwbaarheid van de websites die je op school gebruikt is essentieel. Een belangrijk maar lastig element in leren zoeken is daarom voor iedereen: Speuren naar de makers.
Laat leerlingen in het begin bijvoorbeeld een standaardlijstje invullen: van welke organisatie of van welk bedrijf is deze site? Is het een krant, of juist een blog van één persoon? Wat wil de persoon of de organisatie van wie deze site is? En wat zou dat voor gevolgen kunnen hebben voor de informatie die ze geven? Wie zoekt naar ‘olieboren’ zal bij Shell iets anders lezen dan bij Greenpeace. Hoe komt dat?
Het perspectief
1. Vanuit de gebruiker
Waarom of waarvoor zoek je iets op internet?
- Om van te leren – en wat is dat dan?
- Of om te lachen, te genieten, en om de tijd door te komen als je je verveelt?
- Om te kunnen delen en door te geven? (Kijk eens wat ik tegen kwam!)
- Om iets te kunnen beoordelen voor je het gaat kopen?
- Wat kun je nog meer bedenken?
2. Vanuit de maker
Waarom publiceren mensen informatie op het web? Om te delen, om te informeren, te amuseren, te showen, te beïnvloeden, of om geld te verdienen? Maak hier een langer lopend onderzoekje van. Bijvoorbeeld gedurende een paar weken. Bespreek eerst een aantal van deze vragen:
- Hoeveel informatieve websites ken je eigenlijk? Wanneer gebruik je ze? Geven die websites originele informatie (zelf gemaakt), hoe kun je dat zien?
- Welke doelen kun je ontdekken op de websites die je gebruikt en hoe kun je die doelen groeperen? Wat zijn de verschillen tussen Jeugdjournaal, Kidsweek en een spreekbeurtensite?
- Welke websites ken je die je willen beïnvloeden?
- Welke soorten beïnvloeding ken je?
- Waar komt informatie op Instagram of Tiktok vandaan?
- Staan er wel eens makers, bronnen, moedersites gelinkt op een kanaal?
- Kan gratis goed zijn?
- Wat vind je van betaalde informatie? Is kwaliteit wel of niet verbonden met ervoor moeten betalen?
- Kan de journalistiek bestaan zonder betalende abonnees?
- Is alles wat je ziet op het web begrijpelijk genoeg? Waarom wel/niet?
En welke andere invalshoeken kun je zelf nog bij informatie publiceren bedenken?
Welke beroepen hebben te maken met informatie?
- Neem als voorbeeld Het Klokhuis. Onder welk kopje staan de makers op deze site?
- Welke beroepen worden er vermeld? Welke achtergrond hebben de makers van een website/videokanaal?
- Probeer meer informatie over deze beroepen te vinden.
- Deel de beroepen in groepen in. Bijvoorbeeld rond design, inhoud of productie (dat is: wie maakt het mogelijk dat dit bestaat). Welke maak-beroepen ken je nog meer?
- Kun je je verplaatsen in de makers? In wie kun je je makkelijk verplaatsen? In wie helemaal niet?
- Kan je de makers vinden bij elke bron die je gebruikt? Zo nee, wat dan?
Suggesties
- Zoek voortaan bij elke bron (tekst of video) op wie de bron maakt en wat het doel is van de bron.
- Gebruik dit schema sprenger.stackstorage.com/s/tooldoel01 om samen in de klas een onderzoekje te doen naar verschillende zoekbedoelingen (zoekintenties). Zie begrippenlijst.
Laat leerlingen beargumenteren welke tool de voorkeur verdient om een bepaald soort informatie te vinden. Met deze bespreking bouw je belangrijke voorkennis op. Pas de informatiewens (linkerkant) naar behoefte aan. Het gaat bij het gebruik van dit schema niet om het invullen (er is geen goed/fout), het gaat om de inzichten en argumentatie. Geschikt voor alle leeftijden. - Maak posters per groep. Gebruik post-it’s voor de onderdelen want het is belangrijk de ideeën te kunnen verplaatsen. Wat hoort bij wat?
- Laat leerlingen dezelfde informatie (van een bepaalde bron – of iets wat jezelf geschreven hebt) op verschillende manieren vertellen of presenteren: wervend, grappig, op een Jeugdjournaal of een Achtuur journaal manier. Neutraal, als een goochelaar met een stalen gezicht, of vol emotie. Laat ze vooraf bedenken wat de actie van het publiek moet zijn. Het gaat niet om de act, maar om de verschillen in informatieoverdracht te onderzoeken.
- Werk online via bijvoorbeeld een gratis (proef)account bij Miro of Padlet.
- Gebruik dit Miro-board en laat voorbeelden bedenken bij de vragen.
- Dit is een uitgebreider Miro board bij bovenstaande opdrachten. Een gratis account geeft recht op drie boards, daarin kun je dit board kopiëren en zelf verder uitwerken.