GAN staat in het Engels voor ‘Generative Adversarial Networks’. Deze programma’s bestaan uit twee delen die met elkaar samenwerken:
1. Een deel dat nieuwe dingen maakt, zoals plaatjes of muziek.
2. Een deel dat controleert of wat gemaakt is er echt uitziet.

Deze twee delen werken samen om steeds betere resultaten te krijgen. GAN’s worden gebruikt om:

• Nepfoto’s te maken die er echt uitzien
• Oude zwart-wit foto’s in te kleuren
• Nieuwe muziek te componeren
• Gezichten te veranderen, bijvoorbeeld om iemand ouder te laten lijken

Adversarial betekent ’tegen elkaar strijden’. In de context van Generative Adversarial Networks (GANs) betekent het dat er twee neurale netwerken zijn die tegen elkaar ‘strijden’. Het ene netwerk, de generator, maakt afbeeldingen. Het andere netwerk, de discriminator, beoordeelt die afbeeldingen om te zien of ze echt of nep zijn. Door deze competitie worden de afbeeldingen die de generator maakt steeds beter.

Bovenstaande tekst is gemaakt met de hulp van Perplexity.ai. Maarten: Tja wat heet beter… Waar moet dat precies aan voldoen? Denk er over na. Is het dan echter? Geloofwaardiger? Mooier? Unieker?

Dat laatste in ieder geval niet. Alles wat generatieve AI maakt gaat uit van voorbeelden. Wel wordt het soms gekker, zo gek dat je denkt huh? Maar beter betekent waarschijnlijk: logischer, met minder opvallende fouten, zoals mensen met zes vingers. Of een plaatje van een trap die niet aansluit op de volgende verdieping in een gebouw, maar ergens halverwege.